Wat is eigenlijk dyslexie en hoe herkennen we dit ?
Bij dyslexie is sprake van ernstige lees- en spellingproblemen, waarbij de automatisering van woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen) zich onvolledig of zeer moeizaam ontwikkelt.
De lees- en spellingachterstand is hardnekkig. Ondanks extra hulp vanuit school vertoont het kind geen of slechts geringe vooruitgang.
De huidige opvatting is dat het optreden van dyslexie onafhankelijk is van intelligentie: zowel zwak-, normaal- alsook hoogbegaafde kinderen kunnen dyslectisch zijn. Dyslexie behoeft specialistische diagnostiek en individuele behandeling door een (neuro)psycholoog of orthopedagoog, gespecialiseerd in leer- en leesstoornissen.
Dyslexie kan zich in de diverse fasen van het lees-leer-proces openbaren. Bij sommige kinderen kan dyslexie reeds geconstateerd worden na een half jaar leesonderwijs in groep 3. Men spreekt dan van initiële dyslexie.
Soms kan reeds op kleuterleeftijd geconstateerd worden dat kinderen later dyslexie zullen ontwikkelen. Kinderen die risico lopen op dyslexie zouden al vroegtijdig speciale hulp moeten krijgen.
Hoe eerder dyslexie bij kinderen (h)erkend wordt, des te groter blijken de effecten van behandeling en des te minder kans op ‘secundaire’ problemen (gedragsmatige en/of emotionele problematiek ten gevolge van de ernstige lees- en spellingproblemen).
Er zijn echter ook kinderen die met (redelijk) goed gevolg de basisschool doorlopen, maar waarbij dyslexie zich pas manifesteert bij het vervolgonderwijs of in latere fasen, bij het volgen van cursussen of een studie. Ook dan kan specialistische dyslexiehulp en studiebegeleiding nodig zijn.
Dyslexie kan zich op meerdere manieren manifesteren.
Spellers
Sommige kinderen starten goed, maar blijven steken in de fase van het aanvankelijk lezen (rechterhersenhelft). ‘De balans blijft rechts hangen’ in plaats van meer en meer over te hellen naar links. Deze kinderen lezen weliswaar vrij nauwkeurig, maar de klank-tekenkoppeling en (sommige) deelvaardigheden blijken niet te automatiseren. Ze lezen daardoor traag, spellend, met relatief veel herhalingen en herstellingen. Ze maken vooral veel zogenaamde tijd consumerende fouten en doen dientengevolge lang(er) over een tekst of woordenlijst. Kinderen met deze leesproblemen worden P-type dyslectici of ook wel ‘spellers’ genoemd.
Raders
Anderzijds zijn er kinderen waarbij ‘de balans te vroeg omslaat’. Zij zijn nog niet ‘rijp’ voor het lezen met de linker- hersenhelft. Hun leesstijl is relatief snel maar onnauwkeurig. Zij hebben ‘onvoldoende oog’ voor wat er precies staat. Ze lezen een woord dat op het geschreven woord lijkt (bijvoorbeeld “verband” in plaats van “verstand” ) raden op grond van de context van een zin of verhaal (bijvoorbeeld “flat” in plaats van “huis”) ze -voegen woorden aan de zin toe of laten woorden weg. Zij maken vooral veel zogenaamde substantieve (echte) fouten. Deze kinderen worden L-type dyslectici of ‘raders’ genoemd.
Gecombineerde problematiek
Niet alle kinderen kunnen in één van bovengenoemde typen ingedeeld worden. In de praktijk komen ook kinderen voor die zowel kenmerken van spellers als van raders vertonen. Het type fouten en de leesstijl kan binnen een tekst variëren of afhankelijk zijn van de moeilijkheidsgraad van een tekst of woordenlijst. Het lijkt of zij ‘lezen met twee hersenhelften’, tegelijk of afwisselend.
Initiële dyslexie
In tegenstelling tot de spellers die nog enigszins woorden en tekst kunnen lezen (AVI-1, 2 of 3 niveau), komt bij de kinderen met initiële dyslexie het lees-leer-proces in het geheel niet op gang. Het merendeel van de deelvaardigheden wordt onvoldoende beheerst en/of niet geautomatiseerd. Woord- en tekstlezen lukt nog niet of slechts zeer moeizaam. Zij kunnen daarom al in groep 3 stagneren.
Latente dyslexie
Kleuters uit groep 1 en 2 hebben nog geen leesonderwijs genoten. Er kan nog geen sprake zijn van manifeste dyslexie, zoals in bovengenoemde gevallen. Toch kunnen er dan al signalen zijn, op grond waarvan onder andere ouders en/of leerkrachten vermoeden, c.q. op grond waarvan wij kunnen constateren dat het kind dyslexie zal ontwikkelen. Er is een aantal risicofactoren van dyslexie bekend. Het gaat dan om bepaalde basale vaardigheden die zich niet (volledig) ontwikkelen. Ook een familiaal voorkomen is een risicofactor. Met behulp van een aantal kleutertests is na te gaan of het kind inderdaad risico loopt dyslectisch te worden. We spreken dan van ‘latente dyslexie’.
Dyslexie op oudere leeftijd
Het is mogelijk dat een kind de basisschool (redelijk) goed heeft doorlopen. In het vervolgonderwijs worden er echter andere en hogere eisen aan het kind gesteld. Men krijgt te maken met meerdere vakken, meerdere docenten en er moet vaak meer huiswerk gemaakt worden dan het kind gewend is. Er is sprake van (grotere) tijdsdruk, werk wordt niet alleen beoordeeld op de inhoud, maar ook op spellingfouten, docenten zijn niet altijd bekend met het fenomeen ‘dyslexie’ etc.. Kinderen lopen dan des te meer kans om voor lui, ongemotiveerd (huiswerk zeker niet gemaakt?), dom, etc. uitgemaakt te worden, terwijl dyslectische scholieren juist meer tijd en energie in hun huiswerk (moeten) steken vergeleken met klasgenoten.
Helaas worden niet alle inspanningen beloond met voldoendes. Ook na het voortgezet onderwijs kan blijken dat er sprake is van een vorm van dyslexie. Bij het volgen van cursussen en vervolgopleidingen constateert men dan ‘ineens’ dat er problemen zijn ten aanzien van het studeren, het lezen en/of de spellingvaardigheid. Een goede diagnostiek, (h)erkenning van dyslectische problematiek en specialistische begeleiding voor deze vorm van ‘(jong) volwassen-dyslexie’, kan dan van groot belang zijn voor iemands carrière.